Het is een van de meest herhaalde schrijfadviezen, en niet zonder reden. Door meer te ‘showen’ en minder te ‘tellen’ kun je je verhalen aansprekender en levendiger maken. Maar hoe pak je dit aan?
Wat is show, don’t tell?
Waarom moet je show, don’t tell toepassen?
Hoe pas je show, don’t tell toe?
Wanneer is vertellen juist een betere keuze?
Mijn tip voor show, don’t tell
Wat is show, don’t tell
De letterlijke vertaling van het adagium ‘show, don’t tell’ is: toon, vertel niet. Het gaat dus om de manier waarop je als schrijver informatie aan je lezers presenteert. In plaats van de lezer simpelweg te vertellen wat er gebeurt, of wat een personage voelt, toon je dit. Dit zorgt vrijwel automatisch voor een grotere betrokkenheid van de lezer.
Maar hoe doe je dit?
Nou, door middel van (vooral) handelingen, zintuigelijke details en dialoog.
Bijvoorbeeld, als ik schrijf: ‘Layla was boos’ vertel ik direct aan jou, als lezer, wat het personage voelt. Dit weet jij nu, maar voel je het ook? Beleef je het mee? Niet echt, waarschijnlijk.
Maar nu: ‘Layla’s handen trilden terwijl ze het glas op tafel zette. Ze klemde haar kaken op elkaar en haar ogen vernauwden zich.’ - niet alleen laat ik het aan jou, als lezer, om zelf te concluderen dat het personage boos is, maar ook geef ik meer inzicht in hoe ze boos is. De manier waarop emoties zich uiten bij mensen, zegt iets over hun karakter en/of over de situatie waarin ze zich bevinden.
Voor alle duidelijkheid: het eerste voorbeeld is vertellen, het tweede is vertonen.
Waarom moet je show, don’t tell toepassen?
Het is niet voor niets een vaak herhaald schrijfadvies. Verhalen waarin veel gebruik wordt gemaakt van vertellen, in plaats van vertonen, hebben de neiging om - net als een verhaal dat een kind vertelt - een hoog ‘en toen, en toen, en toen’-karakter te krijgen. Het wordt als het ware een saaie opeenvolging van gebeurtenissen. (Zoals altijd: uitzonderingen daargelaten natuurlijk.)
Show, don’t tell heeft een aantal belangrijke voordelen:
Het verhoogt de betrokkenheid van de lezer: Door te vertonen in plaats van te vertellen, activeer je de verbeeldingskracht van de lezer. Hij wordt als het ware gedwongen om dieper in het verhaal te duiken, te observeren wat er gebeurt en te voelen wat de personages meemaken. Of dit helemaal lukt hangt natuurlijk van je vertelkracht af, maar zoals uit bovenstaande voorbeelden al bleek: de kans dat de lezer meeleeft is in ieder geval al gelijk een stuk groter. En daarbij worden lezers doorgaans graag serieus genomen; alles voor hen uitkauwen wordt al snel als bron van ergernis ervaren en kan ertoe leiden dat de lezer het boek weglegt.
Het creëert realistische personages: Mensen uiten emoties en gedachten vaak niet expliciet. Door deze nuances te tonen in plaats van te verklaren (uit te leggen), maak je personages die realistischer en complexer overkomen.
Het geeft subtiliteit: Show, don’t tell laat ruimte voor interpretatie. Wanneer je emoties toont door middel van bijvoorbeeld de handelingen van een personage, kunnen lezers verschillende betekenissen aan een situatie geven, afhankelijk van hun eigen ervaringen. Dit maakt je verhaal meer gelaagd en zorgt ervoor dat lezers eindeloos kunnen discussiëren over de intenties van je personages.
Het zorgt voor een betere spanningsopbouw: Door te vertonen in plaats van te vertellen, kun je geleidelijk spanning opbouwen. Als schrijver zeg je bijvoorbeeld niet ronduit dat een situatie gevaarlijk is, maar je laat dit merken door de omgeving te tonen, de reacties van de personages op die omgeving of op elkaar en andere subtiele aanwijzingen. Zodat de lezer na verloop van tijd wel moet concluderen: dit kan wel eens verkeerd gaan aflopen.
Hoe pas je show, don’t tell toe?
Moeilijk? Het valt mee. Je zult erin getraind raken naarmate je vaker bewust gaat vertonen in plaats van vertellen.
Hier zijn enkele technieken die je kunt gebruiken:
Gebruik zintuiglijke beschrijvingen: Laat de lezer ook voelen, horen, ruiken en proeven wat de personages ervaren. Je zegt dus bijvoorbeeld niet: ‘Het was koud buiten’, maar: ‘Een scherpe wind sneed door zijn jas en liet zijn adem in wolkjes opstijgen. Vergeefs probeerde hij zijn blote handen in zijn zakken te warmen.’
Gebruik lichaamstaal en handelingen: Emoties worden hierdoor vaak het best uitgedrukt. Hoe reageren personages fysiek op wat er gebeurt? Vertellen is dan bijvoorbeeld: ‘Ze was nerveus toen ze hem zag.’ Vertonen: ‘Haar vingers plukten aan de zoom van haar rok terwijl ze hem vanuit haar ooghoeken in de gaten hield.’
Gebruik dialoog en subtekst: Dit kan een heel goede manier zijn om karaktereigenschappen, relaties en conflicten te onthullen zonder alles uit te leggen. Wat een personage zegt en vooral ook wat zij niet zegt, kan veel onthullen over haar innerlijke toestand. Vertellen: ‘Het ergerde haar dat hij te laat was’. Vertonen: ‘“Horloge kwijt?” zei ze, terwijl ze nadrukkelijk naar haar eigen pols keek.’
Gebruik setting en decor: De setting kan veel bijdragen aan de sfeer en het gevoel van een scène. De manier waarop een personage de omgeving - het decor - ervaart, kan zijn stemming of de situatie waarin hij verkeert, weerspiegelen. Vertellen: ‘Het verlaten huis was angstaanjagend’. Vertonen: ‘De deuren kraakten in hun scharnieren en het geritsel van muizen achter de muren was oorverdovend. De geur van schimmel hing zwaar in de vochtige lucht’.
Wanneer is vertellen juist een betere keuze?
Hoewel, als gezegd, show, don’t tell een belangrijke principe is, zijn er momenten waarop het beter is om gewoon te vertellen. Dit geldt vooral wanneer je het tempo van het verhaal wilt versnellen of wanneer bepaalde details niet van belang zijn voor (de emotionele impact van) de scène. Want ook hier geldt: overdaad schaadt.
Denk maar eens aan het begin van Lord of the Rings. Dit boek stamt natuurlijk uit een andere tijd, toen mensen misschien sowieso wat meer geduld hadden. Maar de manier waarop daar (in mijn herinnering) ieder blaadje aan iedere boom beschreven wordt, geeft het verhaal niet bepaald vaart.
Dus als een personage een lange reis maakt en de details van die reis zijn voor jouw verhaal verder niet interessant, zeg dan gewoon dan hij net terug is van een lange reis.
Of een ander voorbeeld, in het geval van vertellen: ‘De volgende drie dagen verliepen zonder incidenten’. Ik zou je absoluut niet aanraden om deze drie dagen in detail te gaan vertonen.
Kortom, hou de balans in de gaten en bewaar het vertonen voor die scènes en details die er echt toe doen in jouw verhaal.
Mijn tip voor show, don’t tell
Tijdens het schrijven van een eerste versie, weet je soms gewoon nog niet precies hoe een scène eruit moet komen te zien. Je weet alleen dát die scène plaats moet vinden.
Schrijf dan bijvoorbeeld gewoon: ‘Liam en Safae hebben ruzie’, om te voorkomen dat je de vaart uit je schrijven haalt.
Later, bijvoorbeeld wanneer je eerste versie af is, weet je misschien beter welke verwensingen ze elkaar precies naar het hoofd moeten smijten en waarom bepaalde dingen nou juist zo gevoelig liggen. Met andere woorden: je kunt er ook voor kiezen om - net als ik - in een eerste versie wat meer te vertellen. Het vertonen voeg je dan later toe.
Maar let op: als je de ruzie uiteindelijk geheel naar tevredenheid hebt vertoond, haal dan wel het zinnetje ‘Liam en Safae hebben ruzie’ uit je manuscript.
P.S.
Vergeet je niet mee te doen aan de Schrijfplaats schrijfwedstrijd? De deadline is 31 december!