In dit artikel ga ik dieper in op de roman Schemerleven van Jaap Robben. Ik kan niet genoeg benadrukken dat het van belang is om te lezen, als je een betere schrijver wilt worden. Niet om te kopiëren, maar omdat er altijd iets te leren valt van hoe anderen het doen.
Over de schrijver: Jaap Robben
Over de roman: Schemerleven
Wat jij hier als schrijver van kunt leren
Jaap Robben
Jaap Robben (1984) is bekend van onder andere de romans Birk en Zomervacht. Eerstgenoemde werd bekroond met de Nederlandse boekhandelsprijs, Zomervacht haalde zelfs de longlist van de Internationale Booker Prize. Ook werden zijn romans verfilmd. In 2022 publiceerde hij zijn derde roman: Schemerleven. Daarnaast schrijft hij artikelen, jeugdboeken en gedichten. Robbens werk verschijnt in vijftien talen.
Een voorbeeld van formaat, nietwaar?
Schemerleven
De roman draait om het trauma van de nu 81-jarige Frieda Tendeloo (in het boek ook Ida of Ietje genoemd). Ze ontmoet, als jongvolwassene, de al wat oudere Otto, waarmee ze een affaire beleeft. Hij is haar eerste, zij niet die van hem; hij is al getrouwd. Hoewel het binnen zijn huwelijk tot dat moment niet gelukt is kinderen te krijgen, raakt Frieda wel zwanger van Otto.
In de jaren zestig was een zwangerschap buiten het huwelijk een schande. Ook Frieda krijgt het advies van de pastoor om het kind geboren te laten worden in een nonnenklooster, om het vervolgens direct af te staan. Frieda weigert, wil ook geen abortus en haar ouders zetten haar het huis uit. Haar baan in de bloemenzaak raakt ze kwijt, want ook voor de reactie van de klanten wordt gevreesd.
Ook Otto neemt steeds meer afstand van Frieda. Het kind dat zij voelt groeien in haar binnenste, beschouwt hij niet als van hem.
Kortom, de enige boodschap die Frieda van iedereen om haar heen, en dus ook van de mensen die belangrijk zijn voor haar, krijgt is: ‘Zwijg, zwijg, zwijg. Beloof je dat?’ En dat is wat Frieda doet, de rest van haar leven lang.
Gedurende dit leven ontmoet ze Louis, met wie ze trouwt en zoon Tobias krijgt.
Aan het begin van de roman overlijdt Louis plotseling. Frieda, die altijd heeft gedacht dat zij eerder zou overlijden dan haar man, blijft verward achter. Nu Louis haar niet meer kan verzorgen, verhuist Frieda noodgedwongen naar een verzorgingstehuis. Tobias regelt de verhuizing en dit zorgt voor oplopende spanningen tussen moeder en zoon. En gedurende de verhuizing, het afscheid nemen van de spullen die niet mee kunnen, en de eerste tijd in de nieuwe woning, raakt Frieda steeds meer verstrikt in haar verleden.
Wat jij als schrijver kunt leren van deze roman
Het loont de moeite om van tijd tot tijd een roman te analyseren. Hoe? Ik neem je mee in Schemerleven.
Het verhaal wordt in de roman verteld in hoofdstukken die afwisselend in het verleden en in het heden spelen. Dit is een goede manier om spanning op te bouwen en vast te houden. De lezer wil immers weten wat er verder gaat gebeuren, maar dan verplaatst het verhaal zich ineens weer naar een andere tijd. Ook kan de lezer door deze vertelvorm het hoofdpersonage Frieda goed leren kennen en begrijpen. Door de context van de gebeurtenissen in het verleden, valt het gedrag van Frieda makkelijker te plaatsen.
Naarmate het verhaal vordert, komen de verhaallijnen samen. Dit geeft de lezer het gevoel van een afgerond geheel. Frieda krijgt meer en meer last van de herinneringen aan Otto en hun kindje. Als lezer begrijp je dat ze er over zal moeten gaan praten; Robben maakt goed invoelbaar dat dit de enige manier is om het achter zich te laten (zoveel als mogelijk is).
‘Nu ik erover moet spreken, lijk ik daar een heel nieuwe taal voor te moeten uitvinden. Mijn beschikbare woorden voelen zo beperkt.’
Het lukt Frieda steeds beter haar verleden onder ogen te komen en zich te uiten. Hierdoor integreren uiteindelijk heden en verleden. En dat geeft een gevoel van opluchting, in de eerste plaats voor Frieda, maar ook voor de lezer.
Door de relatief korte hoofdstukken en het niet ingewikkelde taalgebruik, is de roman heel toegankelijk en leest hij lekker weg. Dit past bij de woordkeuze en het poëtische taalgebruik dat je ook terugziet in Robbens andere werk. Het is duidelijk dat Robben een ervaren schrijver is, die precies weet wat hij wil oproepen aan beelden, emoties, reactie, etc. én dat hij weet hoe hij dit moet doen. Ik licht een paar van zijn ‘schrijverstrucs’ uit:
Perspectief. De roman is in de ik-vorm geschreven, je zit als lezer dus echt in het hoofd van Frieda. Het is bijzonder dat de ik-persoon een vrouw op zeer gevorderde leeftijd is. Wanneer krijg je in verhalen nu het perspectief van een oudere vrouw voorgeschoteld? Niet vaak. Robben slaagt erin invoelbaar te maken hoe het is om op die leeftijd ineens te worden gewassen door een vreemde. Hoe naakt je je voelt. Zo bedekt Frieda instinctief met haar armen haar blote borsten. Want ja, hoe heftig is dat wel niet? Wat een inbreuk op de eigenheid van je lichaam. De manier waarop Robben dit beschrijft maakt dat je dit meebeleeft. Heb jij wel eens iets geschreven vanuit een perspectief dat ver van jou zelf afstaat? Een mooie uitdaging!
De hoofdstukken in het verleden zijn geschreven in de onvoltooid verleden tijd, de hoofdstukken in het nu in de tegenwoordige tijd. Dit maakt dat je de hoofdstukken in het verleden als lezer beleeft als een verhaal dat aan je verteld wordt, terwijl de hoofdstukken in het nu zich bij wijze van spreken voor je ogen afspelen. Dit contrast werkt heel goed en het maakt dat direct duidelijk is in welke tijd het hoofdstuk zich afspeelt.
Robben maakt goed gebruik van setting en is hier ook heel zorgvuldig in. Zo zijn er interacties met andere mensen die onbegrijpelijk zouden zijn in deze tijd, maar in het verleden waarover het hier gaat, juist heel passend. Bijvoorbeeld de hoteleigenaar die Frieda en Otto toegang weigert wanneer hij erachter komt dat ze niet met elkaar getrouwd zijn. Maar ook de massale veroordeling van Frieda’s zwangerschap.
Ook decor en details worden ingezet, onder andere om het karakter van Frieda te laten zien. De op het eerste gezicht opmerkelijke reacties en gewoontes van Frieda, zijn voor de lezer steeds beter te begrijpen. Zo is ze heel erg gehecht aan een lidcactus die in haar oude huis stond, ze blijft er maar op terugkomen en als lezer vraag je je af: waarom? En waarom reageert ze zo ongeïnteresseerd wanneer haar zoon de echofoto laat zien van haar eerste kleinkind, een meisje? Waarom slaat ze haar verzorger wanneer die een washandje over haar ogen haalt, zo hard dat ze nog lang last houdt van haar pols? Lees de roman en je zult het ontdekken.
Door het verhaal heen zijn met name de details sterk gekozen. Hieraan kun je het belang zien van details en waarom je hier als schrijver goed bij stil moet staan. Ook de beschrijvingen van gevoelens en van de natuur (zoals de nachtvlinder als metafoor) - die ook een grote rol speelt in het verhaal - getuigen van een mooie, precieze woordkeus. Het maakt het verhaal heel beeldend.
Qua interactie tussen de personages laat Robben heel veel tussen de regels door zien. Met name de soms ongemakkelijke gesprekken tussen Frieda en Otto komen goed over. Het is duidelijk dat zij elkaar graag zien, maar er is ook veel onbegrip. En dat is goed voelbaar. Robben maakt hierbij gebruik van korte, soms onafgemaakte zinnen in de dialoogtekst. Ook worden veel van Frieda’s gedachten over Otto en over hun relatie niet uitgesproken. Dit maakt dat je als lezer meer weet dan Otto en dat veroorzaakt een intieme band met Frieda.
Ook de interactie tussen Frieda en haar zoon is soms uitermate pijnlijk. Ook dit gebeurt veelal tussen de regels door, juist in de dingen die ze niet zeggen. Hij worstelt met het feit zijn moeder ineens moet verhuizen, terwijl haar man net overleden is. Het is duidelijk dat hij om deze reden wat meer van haar pikt dan normaal. Toch voel je af en toe zijn ergernis. Zij ergert zich aan de manier waarop hij en zijn vriendin de verhuizing afhandelen. Dat ze haar planten laten verpieteren omdat ze vinden dat ze belangrijkere dingen te regelen hebben, bijvoorbeeld.
Leesclub
Schemerleven is een roman die zich leent om zorgvuldig te lezen en te analyseren. En ook om in een leesclub te bespreken, zoals ik gedaan heb in de leeskring die bij de Volksuniversiteit Oegstgeest onder mijn leiding plaatsvindt. Het leverde mooie gesprekken op!
Tot slot nog het gedicht waaruit het idee voor de roman ontsproot (Jaap Robben schreef het als stadsdichter van Nijmegen in 2009, bij de onthulling van het ‘Monument voor het nooit verloren kind’):