Mijn jongste dochter wordt bijna acht en ineens was ze haar roze bloemetjesbehang en cupcake-gordijnen zat. Toen we het huis kochten, was deze kamer op de eerste verdieping al zo kleurrijk en zij - destijds drie jaar oud - vond het prachtig. Dus lieten we het zo.
Maar nu zei ze ineens: ‘Ik ben hier écht te oud voor.’
En gelijk heeft ze.
Mijn werkkamer, achter de deur naast de hare, heeft een wasbak, wat natuurlijk beter in een slaapkamer past. We besloten dan ook al snel dat dit vanaf nu haar kamer zou worden.
Inmiddels staan haar spullen in haar nieuwe kamer; mijn boeken liggen op hoge stapels verspreid in de kamer ernaast (in mijn boekenkast, die van haar moest blijven staan, ligt nu haar stenen- en Egyptische ornamenten-verzameling uitgestald.)
En dus sta ik nu voor een nieuw begin. Mijn bureau - een oude houten eettafel - wil ik houden. En ook aan mijn bureaustoel ben ik gehecht. Voor een nieuwe boekenkast ga ik lekker op Marktplaats struinen.
Voor mijn verjaardag kreeg ik eens het heerlijke ‘doorblader-boek’ Schrijverskamers - Where the magic happens.
Foto’s en teksten van en over de schrijfkamers van 45 Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Dit is typisch zo’n boek waarvan niet-schrijvers denken: wat móét je ermee? Maar waarvan schrijvers buitengewoon enthousiast kunnen worden!
Al dagen blader ik erdoorheen. Niet zozeer omdat ik die kamers per se allemaal mooi vind, of bijzonder. Maar omdat het heerlijk is om te zien hoe alledaags en soms weinig interessant die kamers zijn. Terwijl er toch zulke prachtige boeken geschreven zijn.
Het bevestigt wat ik natuurlijk allang weet: het doet er niet toe waar je schrijft. Niet echt. Het gaat erom dát je schrijft.
In een schrift in de trein, met je laptop op schoot in een park, of toch met een volledige uitrusting in een stille kamer omringd door boeken. Wat fijner schrijft is vooral heel persoonlijk.
Mijn debuut Het leven noemen, en ook mijn tweede roman Wees niet bang, schreef ik toch vooral in de wachtruimte, terwijl mijn zoon breakdance-les had. Of in de auto, terwijl mijn dochters zwemles hadden. En nee, dat was niet altijd ideaal. Toch kijk ik met veel plezier terug op die tijd.
Nu heb ik de kans om opnieuw te beginnen. Mijn werkkamer in te richten zoals ik dat wil. Ik ben er nog niet helemaal uit.
Maar hoe dan ook: eerst dat behang eraf!
Een greep uit de schrijverskamers
Uit het boek: Schrijverskamers - Where the magic happens, samengesteld door Huib Afman.
Saskia de Coster (Antwerpen): ‘Ik heb licht nodig, zoals schilders het nodig hebben: het is verhelderend, verduidelijkend. Ook het feit dat ik hier hoog zit en over de daken uitkijk, draagt bij aan het creëren van overzicht.’
Jan Siebelink (Ede): ‘Voor mij gaat mijn werkplek vooral over de verwezenlijking van een droom die ik als klein jongetje had, namelijk dat ik schrijver wilde worden. Veertig jaar later heb ik hier al mijn romans geschreven en is hij realiteit geworden. Al jaren heb ik dezelfde aanpak: aan de linkerkant van mijn bureau schrijf ik met de hand en aan de rechterkant type ik dat over op mijn Triumph-Adler.’
Esther Gerritsen (Amsterdam): ‘De enige vereisten die ik aan mijn werkplek stel, is dat de deuren dicht kunnen en dat er geen speelgoed van mijn dochter rondslingert […] Ik denk dat het bureau er vooral staat omdat ik ooit vermoedde dat het zo hoort, dit is het beeld dat ik van een schrijver heb. Misschien heb ik dat nodig als concrete invulling van mijn werk, omdat zich dat enkel in mijn hoofd afspeelt.’
Toine Heijmans (Amsterdam): ‘In mijn hoofd zat al jaren een verhaal dat ik wilde vertellen, maar ik liet het niet toe. Tot ik in 2009 met een vriend een zeiltocht maakte naar Zweden. Midden op zee heb ik mijn laptop gepakt en net zolang geschreven tot de accu leeg was. […] Mijn huidige zeilboot kocht ik drie jaar geleden en elke woensdag zit ik er aan boord te typen. Ik voel me er prettig, omdat ik hier alles onder controle heb.’
Kader Abdolah (Delft): ‘Deze werkplek heeft uitzicht op een gracht, waar ik de seizoenen aan me voorbij zie trekken. […] Op mijn bureau staat een altaar van beeldjes, die ik in mijn leven heb verzameld: een Egyptisch hondje met een slang tussen de poten, een Boeddha uit India, een haantje, een tijger, een gebroken paardenhoef en een rozenkrans. Als ze er niet staan, kan ik niet werken.’