Waardevolle lessen van de Israëlische schrijver Amos Oz
Over het creëren van personages en het maken van keuzes
Uit zelfbescherming probeer ik zoveel mogelijk aan boekwinkels voorbij te lopen. Of misschien moet ik zeggen: uit portemonnee-bescherming. Naar binnen gaan betekent namelijk vaak een stapeltje boeken mee naar buiten nemen. En dat gaat in de papieren lopen.
Bij boekenkastjes op straat gaat dit argument niet op. Hier kun je namelijk gratis boeken uit meenemen. De boekenvoorraad bij een kringloopwinkel en afgeschreven boeken bij de bibliotheek, zijn doorgaans voor een habbekrats te koop. Ja, dan wordt het wel erg lastig om niet te zwichten.
Toch ben ik tegenwoordig streng. Ik neem lang niet meer zo vaak iets mee naar huis als vroeger, simpelweg omdat mijn ‘te lezen’-stapel onbedwingbare proporties aannam. Maar af en toe is er een titel die naar me lijkt te roepen. Vaak zonder dat ik precies begrijp waarom.
Dit gold ook voor het boek Verzen van het leven en de dood, van Amos Oz. Van deze schrijver had ik nog niet eerder iets gelezen, dus dat kon de reden niet zijn waarom juist dit boek zo mijn aandacht trok. Op de achterkant stond alleen een citaat van The Guardian: ‘Oz is een schrijver van duizelingwekkende genialiteit.’ Een mooie aanbeveling, maar het gaf niet veel informatie over de inhoud van het boek. Voorin zat een kaartje geplakt van de bibliotheek, waarop niet meer stond dan: ‘Een schrijver laat zijn verbeelding de vrije loop over mensen uit zijn omgeving.’
Nee, het was iets in de titel, in combinatie met de afbeelding op het omslag, dat maakte dat ik dit door de bibliotheek afgeschreven boek - zoals ik zei: voor een habbekrats - meenam naar huis. Sindsdien woont het in mijn werkkamer, misschien al een jaar of drie, waar het rustig heeft afgewacht totdat het aan de beurt was.
En ineens was het zover. Ik weet niet eens waarom ik het boek oppakte, maar ik begon te lezen en kon niet meer stoppen. Tijdens het lezen heb ik ezelsoren gemaakt. Ook dat is een voordeel van een boek dat al gebruikt is, je hoeft er niet zo netjes mee om te gaan.
Waarom schrijf je?
Ik las het in één ruk uit. Het is ook geen dik boek (150 pagina’s) maar de voornaamste reden is, denk ik, dat ik het gevoel had dat dit boek me iets te vertellen had.
Vanaf het allereerste woord had ik het idee dat ik werd aangesproken:
‘Dit zijn de belangrijkste vragen: Waarom schrijft u? Waarom schrijft u juist in deze vorm? Wilt u uw lezers beïnvloeden, en zo ja, in welke richting probeert u hen te beïnvloeden? Welke functie vervullen uw verhalen? Schrapt en verbetert u voortdurend of schrijft u rechtstreeks vanuit uw inspiratie? Hoe is het om een beroemd schrijver te zijn, en wat betekent dat voor uw familie? Waarom beschrijft u bijna uitsluitend de negatieve kanten? Wat vindt u van andere schrijvers, door wie bent u beïnvloed en wie kunt u niet uitstaan? En trouwens, hoe omschrijft u uzelf? Wat is uw antwoord op al diegenen die u aanvallen, hoe voelt u zich daaronder? En wat doen die aanvallen u? Schrijft u met de pen of met het toetsenbord? En hoeveel verdient u ongeveer met elk boek? Ontleent u het materiaal voor uw verhalen aan de verbeelding of rechtstreeks aan het leven? Wat vindt uw ex-vrouw van de vrouwenfiguren in uw boeken? En waarom hebt u eigenlijk zowel uw eerste als uw tweede vrouw in de steek gelaten? Hebt u vaste uren om te schrijven of schrijft u alleen als u bezocht wordt door de muze? Bent u een geëngageerd schrijver, en zo ja, ten gunste van wie? Zijn uw verhalen autobiografisch of verzonnen?’
Al snel blijkt dat de protagonist een bekende schrijver is, op weg naar een lezing, die al weet dat dit de vragen zijn die hem na afloop gesteld zullen gaan worden.
Er is iets geks aan deze vragen. Ze vliegen heen en weer, tussen de praktische kant van het schrijven en het uiterst persoonlijke. En het klopt, denk ik, dat er een soort veronderstelling bestaat dat wanneer jij als schrijver een persoonlijk verhaal aflevert (autobiografisch of niet), dit de ander een vrijbrief geeft om je alles te vragen. Ook vragen die je normaal gesproken nooit zou stellen aan iemand die je niet of nauwelijks kent.
De schrijver in dit verhaal overweegt dan ook: ‘Er zijn gewiekste antwoorden en ontwijkende antwoorden. Eenvoudige en eerlijke antwoorden zijn er niet.’
Jij, als schrijver, verzint
Iets anders dat het boek mij te vertellen had, ging over het bedenken van personages. Ik worstel hier soms mee, omdat het voelt als iets wat ik niet zomaar kan gaan zitten doen: mensen verzinnen en dan doen alsof ze echt zijn en deze mensen een uiterlijk meegeven en karaktereigenschappen. Vaak zit ik bij het creëren van personages mezelf in de weg. Ik vind het algauw te ver gezocht, niet realistisch, enzovoort.
In Verzen van het leven en de dood brengt de schrijver in kwestie de avond door in de omgeving van het zaaltje waar hij ook zijn lezing geeft. Van tevoren zit hij in een café, na afloop struint hij er door de straten. De hele avond en nacht lang (want dat is de vertelde tijd in dit boek) mijmert hij over de levens van de mensen die hij ontmoet, of alleen maar van een afstandje bekijkt. Hij verbeeldt zich hun levens, schijnbaar zonder zich af te vragen of zijn verbeelding overeenstemt met de werkelijkheid.
Een voorbeeld, terwijl hij op het podium wacht tot hij aan de beurt is om zijn lezing te houden:
‘Aan de zijkant, op een van de achterste rijen, dicht bij het eind van de zaal, zit een jongen - nee, het is geen jongen maar een man, een hoekige wat verschrompelde man, hij lijkt op een aapje met een grotendeels uitgevallen vacht, alleen zijn ingevallen wangen zijn nog bevlekt met baardstoppels, een sleetse man van een jaar of zestig, vijfenzestig, op zijn hoofd staat een armzalig kuifje overeind, als een bloedeloze kam. De man zou, laten we zeggen, een onbeduidende medewerker van het districtsbureau van een politieke partij kunnen zijn, die ontslagen is omdat hij betrapt is op het overhandigen van bepaalde geheime papieren aan de agenten van een concurrerende partij. En sindsdien verdient hij met moeite de kost met het geven van wiskundebijlessen. Arnold Bartok is een passende naam voor hem. Een maand geleden is hij zijn halve baan als pakketsorteerder bij een particulier koeriersbedrijf kwijtgeraakt, het boord van zijn overhemd is een beetje zwart van het zweet vermengd met roet, zijn broek hangt los om zijn heupen, hij neemt nauwelijks nog de moeite zijn ondergoed en overhemd te wassen, zijn voeten steken in afgetrapte sandalen, ‘s nachts schrijft Arnold Bartok memoranda aan ministers en journalisten en parlementsleden, stelt ingezonden brieven op aan krantenredacties, dringende verzoeken aan het hoofd van de Algemene Rekenkamer, aan de president, en hij heeft ook last van aambeien. Vooral ‘s ochtends vroeg.’
Is dit een uit de bocht gevlogen beschrijving? Als ik het zelf zou hebben opgeschreven zou dat waarschijnlijk mijn conclusie zijn. Tegelijk is dit als een masterclass personages ontwikkelen, want zie je deze Arnold Bartok niet voor je?
Ik wel. En ik heb ook gelijk het gevoel hem een klein beetje te kennen. En ik voel sympathie - oké, grenzend aan medelijden - voor deze man.
Vanaf nu zal ik bij het bedenken van personages Arnold Bartok voor me zien en voelen dat het uitmaakt dat zijn overhemd niet zo schoon is, dat zijn broek te ruim is en hoe hij zijn avonden vult. Zelfs als ik zou besluiten dat deze informatie niet thuishoort in het verhaal dat ik aan het schrijven ben, is het goed om al deze dingen te weten over dit personage.
Jij, als schrijver, bepaalt
Even verderop in het boek, opnieuw een ezelsoor. Ditmaal bij een pagina die iets anders illustreert, namelijk dat de schrijver de macht heeft over het verhaal. Een roman schrijven betekent keuzes maken. Twee schrijvers kunnen over exact hetzelfde onderwerp schrijven, ze kunnen zelfs samen besluiten dat het over twee personen gaat: Safae en Damian, en gebruikmaken van dezelfde openingsscène. En toch zullen zij twee compleet verschillende verhalen afleveren.
Want ja, in iedere zin schuilen keuzes. Oz laat dit zien door zijn schrijver - die na de lezing een wandeling heeft gemaakt met de vrouw die enkele fragmenten uit zijn boek heeft voorgedragen, en haar vervolgens naar haar appartement heeft begeleid - nog dezelfde nacht terug te laten keren naar de woning van deze vrouw, Roechelle Reznik, door hem ook wel Rachel genoemd:
‘De duivel zal nu deze koortsachtige schrijver verleiden stilletjes de deur te proberen: op slot natuurlijk. En zij, de verlegen voordrachtskunstenares? Ze is vast allang in slaap gevallen en heeft alleen een nachtlampje aangelaten dat vanaf de straat verwarde vlinders als jij aantrekt.
Maar het zou ook zo kunnen gaan: terwijl de schrijver zachtjes de deurkruk omlaagdrukt, klinkt van binnen een gerucht. Meteen komt hij tot bezinning en slaat op de vlucht, durft het licht in het trappenhuis niet aan te doen, neemt de trappen met twee treden tegelijk, glijdt bijna uit in de bocht, botst ruw met zijn schouder tegen de deur van de stoppenkast die als door een wonder aan één scharnier is blijven hangen maar nu losraakt en met donderend geraas tegen de spijlen van de trapleuning valt, en nog even, dan zal er pal voor zijn gezicht een deur opengaan […]
Het zou echter ook best kunnen dat de schrijver helemaal niet op de vlucht slaat bij het horen van het gerucht in de flat, maar als aan de grond genageld blijft staan, verlamd van angst, voor de deur van Roechelle Reznik. En een moment later besluit een briefje voor haar achter te laten tussen de deurpost en de deur (of zou het beter zijn het beneden achter te laten, in de brievenbus van haar en Joselito?). In dit briefje zal hij schrijven: Jij was werkelijk geweldig deze hele avond, Rachel, ik ben hier alleen maar teruggekomen op dit late uur om je te bedanken en ja, ook om er helemaal zeker van te zijn dat je op weg naar boven, naar je kasteeltoren, niet toch in handen bent gevallen van een tovenaar of een draak […]
Of misschien zo: precies op het moment dat de schrijver zich omdraaide om op de vlucht te slaan, deed Rachel de deur open, omdat ze nog steeds niet in slaap gevallen was, maar op haar bed zat, verzonken in gedachten, en opeens de zachte beweging van de deurkruk opmerkte midden in de nacht, en schrok, maar ondanks haar angst snelde ze op blote voeten naar de deur om door het kijkgaatje te gluren, en toen ze zag wie er was gekomen, aarzelde ze niet en wachtte ze niet totdat hij zou aankloppen, maar deed ze voor hem open.’
In deze roman maakt Oz uitdrukkelijk geen keuze, hij laat het aan de lezer om te besluiten welke scène ‘echt’ gebeurd is en illustreert daarmee de veelheid aan opties die er zijn en welke gevolgen een keuze kan hebben.
Een boek om van te leren
Nog veel meer aan dit boek valt op, zoals het ritme, het woordgebruik, het feit dat zijn soms ellenlange zinnen alsnog makkelijk lezen. Het gebruik van goedgekozen en precieze details die maken dat je de scènes voor je ziet, zelfs wanneer Oz halverwege een scène ogenschijnlijk ineens besluit de lezer een andere versie van het verhaal op te dienen.
Een snelle zoektocht op internet levert op dat Amos Oz, helaas in 2018 overleden, een Israëlische schrijver, journalist en professor in Hebreeuwse literatuur was. (En een voorvechter van de tweestaten-oplossing in het Israëlisch-Palestijnse conflict). Hij heeft meer dan veertig boeken gepubliceerd, waaronder romans, essays en kinderboeken.
Kortom, toen hij Verzen van het leven en de dood schreef, was hij al een ervaren schrijver.
Een schrijver om van te leren.
Noem me een luie lezer; ik lees persoonsbeschrijvingen vaak maar een beetje halfslachtig. Je haalt hier een bijzonder mooie beschrijving aan; zo lees ik ze niet vaak.
Meestal komt het niet verder dan een beschrijving van een kapsel en iets in het gezicht (hoge jukbeenderen of 'een bijzonder mooie welving in de neusbrug'), wat voor mij net zo goed weggelaten kan worden. Het voelt voor mij alleen maar als ballast, omdat het me een idee geeft dat ik het moet onthouden (want waarom wordt het anders beschreven?). Het weerhoudt me ervan zelf een beeld te vormen, wat me stoort. Ik ben daarin vast niet de enige.
Dus: wanneer kies je er als schrijver voor om je personages wel te beschrijven en wanneer kies je ervoor om dit niet te doen?