De verschillende vormen van autobiografisch schrijven
Veel mensen zouden hun levensverhaal willen opschrijven, sommigen puur en alleen voor familie en vrienden, anderen omdat zij vinden dat wat zij hebben meegemaakt een publiek verdient. Soms komt deze wens of behoefte voort uit het gevoel iets achter te willen laten. Of het wordt ingegeven door de wens om (beter) gekend te worden door hun geliefden.
Want natuurlijk vertel je wel eens anekdotes uit je leven, maar wanneer krijg je nou de kans in een gesprek je hele levensverhaal te vertellen? En, misschien belangrijker nog, om helemaal uit te praten, zonder een zijpad in te worden gelokt door vragen van de ander, waarna je je afvraagt wat je ook alweer wilde vertellen…
Dit laatste heb ik onlangs ervaren. Na het verschijnen van mijn autobiografische roman Wat wij verzwijgen, over het seksueel misbruik dat ik als kind heb meegemaakt, had ik voor het eerst van mijn leven het gevoel dat ik het hele verhaal verteld had. In mijn eigen, zorgvuldig gekozen woorden. Zonder onderbrekingen.
Sindsdien kan ik met nog meer overtuiging dan voorheen zeggen: als je dit overweegt, als er iets is in jou – hoe klein ook, al is het weinig meer dan een fluistering – dat zegt dat jij een periode, een gebeurtenis of misschien zelfs je hele leven zou willen opschrijven, doe het. Alsjeblieft, gun jezelf dit.
Vormen autobiografisch schrijven
Misschien dat de meeste mensen bij autobiografisch schrijven denken dat alles waargebeurd moet zijn en precies moet kloppen, non-fictie dus. Dit kan afschrikken van het beginnen aan het schrijven van een autobiografisch werk, want dat betekent dat je allerlei dingen tot in de puntjes moet gaan uitzoeken. Maar nee, de grenzen tussen fictie en non-fictie zijn de laatste jaren in toenemende mate aan het vervagen. En dit biedt allerlei mogelijkheden – en veel meer vrijheid! – voor schrijvers.
Autobiografisch schrijven kan dan ook in verschillende vormen. De drie meest voorkomende varianten zijn: non-fictie, literaire non-fictie en auto-fictie.
1) Non-Fictie
Dit is (in ieder geval tot voor kort) de meest gebruikelijke vertelvorm in autobiografieën. Non-fictieve autobiografieën zijn strikt gebaseerd op waargebeurde gebeurtenissen, zonder toevoeging van fictieve elementen. Het doel is om een nauwkeurige en feitelijke weergave van het leven van de schrijver te geven en dat betekent: alles moet kloppen.
Maar ja, kan dat überhaupt? In mijn autobiografische roman haal ik John Irving aan, die (geparafraseerd) zei: Wie zijn eigen leven schrijft, liegt bij elke ademtocht. Jouw levensverhaal, zoals door jou verteld, is per definitie subjectief. Je vertelt het immers vanuit jouw perspectief op basis van jouw herinneringen, en jij bent ook nog eens degene die bepaalt wát je vertelt – en wat je juist weglaat.
Als voordeel van deze vertelvorm kan desondanks worden genoemd dat het geloofwaardig is, want op feiten gebaseerd. Als jij non-fictie schrijft, spreek je als het ware met de lezer af dat je niets verzint. Dit gegeven maakt ook dat non-fictieve autobiografieën kunnen dienen als waardevolle historische of educatieve bronnen, doordat ze inzicht bieden in persoonlijke ervaringen en afwegingen. Maar zolang jij niet betrokken bent geweest bij al te belangwekkende gebeurtenissen (je hebt het land niet geleid, je hebt geen uitvinding gedaan die de levens van velen heeft veranderd, etc.), zal dit laatste voor jouw autobiografie vermoedelijk niet gelden. Hooguit zal het voor latere generaties kunnen dienen als bron waaruit een tijdsbeeld kan worden gedestilleerd.
Een belangrijk nadeel van non-fictie, is dat het beperkingen oplegt aan de stijl. Je kunt wel wat literaire technieken gebruiken, maar alleen voor zover de feiten dit toelaten. Je kan bijvoorbeeld niet een personage toevoegen, omdat dit het verhaal wat meer jeu geeft. Je kunt geen obstakels opwerken voor je protagonist die in het echte leven niet aan de orde zijn geweest. Hierdoor loop je het risico dat je een (bij vlagen) saai en/of droog verhaal schrijft.
Ook kan deze vertelvorm voor privacy kwesties zorgen. Omdat het verhaal namelijk strikt feitelijk moet zijn, kan het lastiger zijn om gevoelige informatie te verbergen of aan te passen.
2) Literaire Non-Fictie
Literaire non-fictie, ook wel bekend als creatieve non-fictie, combineert de verteltechnieken van fictie met feitelijke gebeurtenissen. Schrijvers gebruiken literaire stijlen om hun waargebeurde verhalen boeiend en meeslepend te maken.
Een bekend voorbeeld hiervan zijn de boeken van Annejet van der Zijl. Zij houdt zich aan de historische feiten zoals ze die in haar onderzoek achterhaalt. Maar ook al weet ze de exacte datum waarop haar personages met elkaar getrouwd zijn, ze weet natuurlijk niet wat ze de ochtend na hun huwelijksdag tegen elkaar zeiden. Dit vult ze aan, met in het achterhoofd alle kennis die ze heeft verzameld over het karakter van deze personages en hun manier van spreken.
Het handige van deze vertelvorm is dat je als schrijver veel meer literaire technieken kunt inzetten dan in een non-fictie boek, terwijl je toch dicht bij de feiten blijft. Personages kunnen worden geïntroduceerd zoals in een roman, er kan gewerkt worden met een spanningsboog en de regels voor dialogen zijn eveneens dezelfde als bij het schrijven van een roman. Literaire non-fictie is dan ook vaak toegankelijker en aangenamer om te lezen dan pure non-fictie en kan een breder publiek aanspreken.
Als nadeel kan genoemd worden dat het voor schrijvers van non-fictie balanceren op een dun koord kan zijn. De persoonlijke interpretatie en stijl van de schrijver kunnen het verhaal namelijk al te zeer kleuren, wat kan leiden tot een subjectieve weergave van de feiten. Het schrijven van literaire non-fictie vereist dan ook een hoge mate van vaardigheid en creativiteit, wat het zeer uitdagend kan maken voor beginnende schrijvers.
3) Auto-fictie
Tot slot een vorm van autobiografisch schrijven die elementen van fictie en realiteit combineert. Schrijvers van dit soort verhalen gebruiken echte gebeurtenissen uit hun leven als basis, maar voegen zoveel fictieve elementen toe als zij zelf willen.
Dit is wat ook ik heb gedaan in mijn autobiografische roman Wat wij verzwijgen. Het woordje ‘autobiografisch’ verwijst naar het gegeven dat het gebaseerd is op iets wat in mijn echte leven daadwerkelijk plaats heeft gevonden; het woordje ‘roman’ duidt erop dat het toch echt fictie betreft. Een andere veelgebruikte term voor deze vertelvorm is auto-fictie.
Een groot voordeel van het schrijven van auto-fictie is dat het veel creatieve vrijheid geeft. De basis is een waargebeurd gegeven, maar dit hoeft ook niet meer te zijn dan dat: de basis. Als schrijver kun je het verhaal verrijken met verzonnen elementen, waardoor je kunt spelen met plotwendingen en karakterontwikkeling. En de personages voegen zich, net zoals in een ‘gewone’ roman, geheel naar jouw wensen en eisen.
Bovendien stelt deze vertelvorm je in staat om gevoelige informatie te verbergen of aan te passen, in het belang van jouw eigen privacy en/of die van anderen. Lezers weten namelijk dat er een autobiografisch element aan het verhaal zit, maar ze weten ook dat een (groot) deel verzonnen is. Als schrijver hoef je vervolgens helemaal niet aan te wijzen wat waargebeurd is en wat niet. Sterker, dit kun je beter laten.
Het mooie aan literatuur is namelijk dat er een soort stilzwijgende afspraak bestaat tussen lezer en schrijver: voor de duur van het verhaal gelooft de lezer wat de schrijver als ‘waar’ presenteert. Een goed geconstrueerd fictief verhaal kan lezers diep raken en hen meer betrokken maken bij de emoties en thema's die de schrijver wil overbrengen. Wanneer de schrijver vervolgens zou gaan aanwijzen wat wel en niet ‘echt’ is, blijft er van de roman niets over. Dat zou jammer zijn.
Sommige lezers voelen juist wél de behoefte om precies te weten wat wel en niet waargebeurd is. Zij kunnen in de war raken bij het lezen van auto-fictie. Het is dan ook aan jou, als schrijver, om een zodanig meeslepend verhaal te schrijven, dat ook deze lezers gaandeweg hun interesse in het onderscheid tussen echt en niet-echt verliezen.