De Spaanse schrijver Irene Vallejo studeerde klassieke literatuur en schrijft romans en kinderboeken. Haar eerste non-fictieboek Papyrus - Een geschiedenis van de wereld in boeken werd een wereldwijde bestseller.
Recent verscheen er een nieuw boekje van haar hand in Nederlandse vertaling, onder de titel Uit liefde voor het lezen. Het is een essay of persoonlijk manifest, of, zoals de ondertitel luidt: een pleidooi, waarin zij het belang van literatuur in onze moderne samenleving benadrukt. Reden waarom ik dit boek graag onder de aandacht breng.
Het boekje (slechts 55 pagina’s, maar mooi gebonden) begint met een tweetal motto’s, die het beide verdienen te worden aangehaald.
Het eerste is van Marguerite Yourcenar (uit: Wat? De eeuwigheid):
‘Ik zou de aandacht willen vestigen op een alledaags wonder, dat men pas beseft nadat het zich heeft voltrokken. De dag waarop de zesentwintig letters van het alfabet ophouden een rij ondoorgrondelijke en willekeurig achter elkaar geplaatste tekens op een witte ondergrond te zijn en veranderen in een deur die toegang verschaft tot andere eeuwen, tot andere landen, tot een grotere hoeveelheid wezens dan we in ons hele leven ooit zullen tegenkomen, en soms tot een idee dat onze ideeën zal veranderen, tot een zienswijze die ons tot een iets beter mens zal maken of ten minste tot een mens die iets minder onwetend is dan de dag ervoor.’
Het tweede is van Gustave Martín Garzo (uit: Lof der kwetsbaarheid):
‘Boeken bereik je zoals je aankomt op tovereilanden uit sprookjes, niet omdat iemand ons aan de hand meevoert maar gewoon omdat we ze onderweg tegenkomen. Dat is lezen, onverwacht aankomen op een nieuwe plek. Een plek waarvan we, zoals een verloren eiland, het bestaan niet wisten en waarvan we ook niet kunnen bevroeden wat ons er te wachten staat. Een plek die we zwijgend, met wijdopen ogen, moeten betreden, zoals kinderen doen wanneer ze een verlaten huis binnengaan.’
Zonder meer mooie citaten, maar Vallejo kan er zelf ook wat van. Al in het eerste hoofdstuk schrijft ze dit:
‘We zijn een kwetsbare, een uiterst kwetsbare soort: niet bijzonder sterk, niet al te snel, niet heel goed bestand tegen honger, dorst, hitte en kou. We zijn er niet voor gemaakt om te vliegen in de lucht of te leven onder water. Bij onze geboorte zijn we volslagen weerloos en geen enkel ander dier doet er zo lang over om volwassen te worden. Zelfs een minuscuul klein virus kan een gevaar voor ons betekenen. En desondanks heeft de bries ons met een verbazingwekkend vermogen gedreven naar een onverwachte ontwikkeling, naar een vooruitgang die niemand had kunnen voorzien. Dat vermogen is onze verbeelding, die ons, samen met de taal, in staat stelt te dromen over het onbevattelijke, met elkaar samen te werken en elkaar te ondersteunen. Wij zijn de enige soort die de wereld verklaart aan de hand van verhalen, die haakt naar verhalen, die er heimwee naar heeft en ze gebruikt als genezing.
Onze waarlijke kracht is scheppend van aard. Dankzij onze verbeelding hebben we de mythe van Icarus en vliegmachines bedacht, de Nautilus en onderzeeboten, de buitenaardse reizen van Lucianus en de Apollo XI. Als wij mensen niet hadden gefantaseerd over imaginaire oorden als El Dorado of over mythologische figuren als de sirenen, dan zouden we geen onbekende gebieden hebben verkend, zouden we niet naar de maan zijn gevlogen en hadden de relativiteitstheorie, de auto en de computer het licht nooit gezien. Het onmogelijke moet eerst gedroomd worden alvorens het op een dag realiteit kan worden.’
Volgens Vallejo is lezen geen passieve bezigheid. Het is een ervaring die onze zintuigen prikkelt en ons helpt de wereld en onze medemens beter te begrijpen. Literatuur is volgens haar onmisbaar voor het ontwikkelen van empathie en kritisch denken.
In een tijdperk gekenmerkt door constante veranderingen, onzekerheid en de afleiding van een digitale wereld, ziet Vallejo boeken als bronnen van inzicht en troost. Ze herinnert ons eraan dat teksten uit het verleden laten zien dat veel van onze huidige ervaringen niet uniek zijn.
Ik zou hier nog veel meer citaten kunnen opnemen, want het is erg mooi geschreven, maar dat doe ik niet; lees Uit liefde voor het lezen vooral zelf, het is de ‘moeite’ waard.
Toch is er één citaat dat ik mijn mede-schrijvers niet wil onthouden, omdat het zo herkenbaar is. Volgens Vallejo sprak Federico García Lorca in 1931, bij de opening van een bibliotheek in zijn geboorteplaats, de volgende woorden:
‘Geen mens die een boek ter hand neemt beseft hoeveel inspanningen, hoeveel kommer en kwel, hoeveel slapeloze nachten, hoeveel bloed, zweet en tranen de totstandkoming ervan heeft gekost.’
Geen mens, zou ik willen toevoegen - behalve wij, schrijvers.
Wow, wat een mooie quotes inderdaad. Dit boek ga ik noteren, dank je wel voor het delen!