Hoe Tim den Heijer zijn non-fictie bestseller vertaald kreeg naar acht talen
In dit artikel bevraag ik Tim den Heijer over zijn werk. Omdat ik denk dat schrijvers, beginnend of ervaren, veel van elkaar kunnen leren.
Tim den Heijer
Tim den Heijer is schrijver, copywiter, creatief strateeg voor onder andere het CPNB en oprichter van B.R.A.I.N. Creatives.
Hij schreef samen met gedragswetenschapper Eva van den Broek de non-fictieboeken Het Bromvliegeffect, De Bromvliegmethode en Het Bromvlieg effect junior. In deze boeken leggen zij uit hoe kleine veranderingen enorme effecten kunnen hebben op menselijk gedrag. Het bromvliegeffect verwijst namelijk naar ogenschijnlijk onopvallende interventies die ons gedrag sturen, zoals het iconische vliegje in het urinoir dat schoonmaakkosten drastisch verlaagde.
Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en Communicatiewetenschap en laat in het in 2024 verschenen Bromvliegtaal zien hoe het bromvliegeffect ook in taal kan worden toegepast.
Op dit moment werkt hij aan zijn eerste roman.
Interview
1. Kun je vertellen hoe jouw eerste boek, het Bromvliegeffect, tot stand is gekomen? Hoe ontstond het idee, waarom schreef je dit met een co-auteur en hoe vonden jullie een uitgever?
Ik spreek vaak op zakelijke evenementen over hoe je op creatieve wijze gedrag verandert. Bezoekers vroegen na afloop vaak naar een boek waar al mijn voorbeelden instonden. Dat was er niet, dus zo groeide het idee om het te schrijven. Tegelijk werd ik naar aanleiding van mijn (inmiddels opgeheven) blog door een uitgever uitgenodigd om een proposal te maken. Die uitgever stelde me voor aan Eva, die ook aan proposals werkte voor hem. Uiteindelijk vond hij het voorstel voor Het bromvliegeffect niet bij zijn uitgeverij passen, maar was hij enthousiast genoeg om ons voor te stellen aan een literair agent. Willem Bisseling zag het boek zitten en vond maar liefst zeven uitgevers bereid om een voorstel te doen. Dat was een ongekende luxe, we konden kiezen voor de uitgever en het redactieteam dat het best bij ons paste: Unieboek I Het Spectrum.
2. Gebruik je specifieke technieken of tools (zoals mindmaps of software) om je ideeën te structureren en je schrijfstijl te verfijnen?
Ik gebruik soms Scrivener, maar ik schrijf gewoon in Word. Ik werk eerst lang aan de titel, ondertitel en achterflaptekst. Als die kloppen maak ik een gedetailleerde inhoudsopgave. Hoofdstukken, paragrafen inclusief onderwerpen en aantal bladzijden en woorden. Dan ‘bestaat’ het boek in concept en hoef ik het alleen nog maar te schrijven.
In samenwerking met mijn co-auteur Eva werkt dit extra goed: je kan paragrafen verdelen. Een typisch Tim-onderwerp (een foute Amerikaanse commercial waar stiekem een slim gedragsinzicht achter zit) schrijf ik eerst, Eva redigeert, vult aan en verbetert. Een typisch Eva-onderwerp (Chinese onderzoekers deden een slim experiment met opmerkelijke uitkomst) pakken we precies omgekeerd aan.
Als ik een gastbijdrage lever aan een tijdschrift of krant, vraag ik ChatGPT ‘herschrijf mijn tekst in de stijl van (bijvoorbeeld) The Daily Express en vertel me wat je waarom hebt veranderd’, ik neem dan niet die versie over maar gebruik het advies wel. Voor de boeken vertrouw ik op mijn redacteuren en tegenlezers, niet op software.
3. Ruim jij schrijfdagen in of schrijf je tussen de bedrijven (van je andere werkzaamheden) door? Hoe zorg je dat je aan schrijven toekomt?
Ik houd ruimte in mijn planning: één dag van de werkweek zit als het even kan niet volgepland met reclameklussen. Maar tegelijk geloof ik erg in het ijzer smeden als het heet is. Soms is het alsof het boek in mijn hoofd gedicteerd wordt en ik alleen maar hoef te notuleren. Dan maak ik mijn agenda zoveel mogelijk vrij en schrijf ik makkelijk 3000 woorden of meer in een weekend. Ik stop alleen met typen om naar de wc te gaan en eet zelfs achter mijn computer.
4. Hoe combineer je wetenschappelijke nauwkeurigheid met een toegankelijke schrijfstijl in jouw non-fictie boeken?
Allereerst moet je eerlijk zijn tegen jezelf en je lezers: om het toegankelijk te maken móet je versimpelen. In Het bromvliegeffect staat: ‘Neem wat we zeggen over het brein niet als uitgangspunt als je hersenchirurgie gaat uitvoeren, maar vertrouw er gerust op in meer alledaagse settings.’ In gedragswetenschap hangt enorm veel af van de context en er worden nog wekelijks nieuwe dingen ontdekt. Als je helemaal ingedekt wilt zijn, kun je er dus niets over schrijven. Tegelijk haken we voor elk hoofdstuk een gespecialiseerde wetenschapper aan als tegenlezer. En dat mijn co-auteur een PhD in Gedragseconomie heeft, helpt uiteraard enorm. Eerst versimpelen, dan toetsen: ik denk dat we er zo wel in slagen de balans te vinden.
5. Welke rol speelt de uitgeverij in het proces, van redactie tot marketing? Hoe ervaar jij die samenwerking?
Als een partnership. Een idee voor een boek toets ik al vroeg bij mijn uitgever en redacteur. Dan stuur ik bijvoorbeeld een paar proefbladzijden voor Bromvliegtaal: ‘Is dit wat?’ Krijg ik terug: ‘Moest erg lachen om de eerste alinea’s, maar maak het niet te politiek, dan haken mensen af.’ Mooi, daar kan ik wat mee. Tegen de tijd dat er een formeel proposal of aanbod ligt hebben we er dus al samen over nagedacht.
In het redactieproces heeft de redacteur wat mij betreft altijd gelijk. Misschien dat ik het anders oplos dan gesuggereerd, maar als de redacteur een probleem of onduidelijkheid signaleert, ga ik niet in discussie: dan moet het dus beter. Zonder dat vertrouwen moet je samen geen boeken willen maken. Ik vind het een enorme luxe dat mensen die ik waardeer en vertrouw meekijken.
Qua promotie: Ik ben als reclameman commerciëler ingesteld dan veel auteurs. Promotie begint voor mij al bij het concept: wat maakt mensen nieuwsgierig in de boekwinkel, wie zijn die mensen, wat willen ze lezen, zijn dat er genoeg om een boek voor te maken, welke titel spreekt ze aan, hoe dik of dun moet het voor ze zijn? Met de marketeers van de uitgeverij nemen we dat allemaal door en maken we een marketingstrategie met propositie, positionering, alles erop en eraan.
Bij Het bromvliegeffect draait die grotendeels om FOMO: het moeten boeken zijn waarvan je als non-fictielezer denkt ‘nu ik de cover heb gezien wil ook weten wat erin staat’. Dat begint bij de titel: wat is dat effect nou weer? Dit heet overigens het Effect Effect!
6. Heb je specifieke dingen geleerd over de uitgeverswereld die je niet verwachtte toen je begon?
Je hoort als aspirant-auteur natuurlijk vaak dat uitgeverijen ontoegankelijk zijn, misschien zelfs wat uit de hoogte. Maar er werken ontzettend leuke mensen die enorm houden van boeken en ook echt willen knokken voor jou als auteur. Ik voel me misschien inmiddels wel meer thuis in het boekenvak dan in de reclamebranche, die is toch stukken harder en kouder.
Tegelijk moet een aspirant-schrijver snappen dat dit ook gewoon mensen zijn met drukke banen en een gezin: een manuscript lezen ze waarschijnlijk in het weekend, terwijl ze ook met de kinderen op het strand konden zijn. Het is wel heel veel gevraagd dat ze dan blijven doorlezen als er in de eerste bladzijden al clichés en bekende beginnersfouten staan. Jouw cursus Roman schrijven, die ik ook volg, is denk ik ook om die reden zo waardevol: je leert schrijvers om zo veel fouten níet te maken!
7. Het Bromvliegeffect is in vertaling verschenen in acht landen en was een bestseller in Japan, hoe is dit proces gegaan en heeft dit iets veranderd in hoe je naar je eigen werk kijkt? Waren er culturele verschillen die tot inhoudelijke aanpassingen hebben geleid?
Toen het Nederlandse boek in de Bestseller 60 belandde, was dat het moment om door te pakken. Samen met onze agent hebben we toen een lijst gemaakt van dingen die we wilden doen om het succes uit te bouwen. Daarop stond bijvoorbeeld een methode-boek, een kinderboek, kleinere boekjes die ‘inzoemen’ op een bepaald onderwerp zoals taal en internationale vertalingen. Het tv-format is in een vergevorderd stadium gesneuveld (al heet dat in Hilversum ‘on hold’) maar de rest is allemaal gelukt of onderweg.
Onze agent heeft actief buitenlandse agentschappen en uitgevers benaderd. Wij hebben zelf als auteurs geïnvesteerd in een professionele Engelse vertaling als basistekst voor de andere landen: dat heb je er met één goed voorschot ongeveer uit, dus we durfden het aan. We hebben ook proposals per land geschreven met lokale voorbeelden. Daarvoor moet je soms snel en flexibel zijn. Appt de agent: ‘ik sta hier in Londen met iemand van een Duitse uitgeverij te praten, kun je vandaag een proposal maken met Duitse voorbeelden?’ Dan zit ik op zaterdagmiddag met Google Images te kijken hoe Duitse supermarkten zijn ingericht. De veranderingen vallen overigens enorm mee. In Japan hebben ze natuurlijk heel andere wc’s, dat was een dingetje. Het boek heet daar zoiets als ‘Mijn hoofd bedriegt me!’ Maar de meeste voorbeelden blijven overeind. Mensen lijken toch meer op elkaar dan we soms denken – een fijne ontdekking.
8. Wat is een handige tip of weetje uit Bromvliegtaal waar andere schrijvers hun voordeel mee kunnen doen?
“Je hoeft geen reclamemaker of populist te zijn om heldere taal te gebruiken.” Vergeet het idee dat lange woorden en complexe zinnen je een betere schrijver maken. Natuurlijk zijn er mensen die genieten van een bloemrijke stijl. Maar een zin moeten herlezen haalt de lezer uit je verhaal. Van Nescio tot Kees van Kooten: juist in de Nederlandse taal zijn de prachtigste en geestigste dingen geschreven in ‘simpele’ taal. Onderzoek laat zien dat het brein eenvoudige taal ook nog eens stukken soepeler verwerkt en dat voelt prettig.
9. Welke aspecten van jouw schrijfproces veranderen bij het schrijven van fictie in vergelijking met non-fictie? Is de aanpak volledig anders, of zijn er overeenkomsten?
Als je bij non-fictie niet weet hoe iets zit, zoek je het op: makkelijk zat. Maar bij fictie mag en moet je het dan zelf bedenken. Voor mij werkt het goed om die processen te scheiden: eerst de ‘feiten’ bedenken en daarna het verhaal schrijven. Ik probeer ook de dingen die lezers waarderen aan mijn non-fictie mee te nemen naar fictie. Humor gaat me goed af, herkenbare observaties met een onverwachte twist, korte, spreektalige zinnen: dat krijg je van 20 jaar reclameteksten schrijven. Dus mijn fictie gaat niet opeens als Ilja Leonard Pfeiffer lezen. Ook het basisthema neem ik als vanzelf mee: Het bromvliegeffect begint met zelfbedrog en dat is ook in mijn fictie het basisonderwerp. We zouden allemaal wel willen dat ons levensverhaal nét iets mooier was en gaan daarin al snel geloven, maar wat doe je als de realiteit dat inhaalt? Van jouw cursus Roman schrijven leer ik bijvoorbeeld dat een onbetrouwbare ik-verteller die in de verleden tijd spreekt, daar goed bij kan passen.
10. Wat heb je tot nu toe geleerd over het schrijven van een roman dat je verraste, vooral in contrast met het schrijven van je non-fictie boeken?
In non-fictie is er ruimte om even van het hoofdpad af te wijken. Een terzijde met: ‘dit is trouwens ook leuk om te weten’ is een fijne change of pace en zonder kan het zelfs wat drammerig worden. Maar in fictie moet echt elke zin, elk personage, elke verhaallijn bijdragen aan het complete ‘machinetje’ dat je bouwt. Anders ben je de lezer aan het verwarren. Het schijnbare gemak waarmee bijvoorbeeld P.F. Thomèse of mijn huidige favoriet Sam Lipsyte al die puzzelstukjes in elkaar laten passen vind ik intimiderend maar vooral inspirerend. Dat geldt eigenlijk voor de hele stap naar fictie!
Voor meer informatie over Tim den Heijer en de bromvliegboeken: bromvliegeffect.nl