‘En toen herinnerde Sarah zich opeens wat er vijf jaar geleden was gebeurd...’
Als je deze zin leest, voel je waarschijnlijk al aankomen dat er een flashback gaat volgen. En eerlijk gezegd vind ik dit niet de meest charmante manier om dit te doen.
Hoe je wel goede flashbacks in je verhalen kunt verwerken? Ik vertel je er graag meer over.
Wat is een flashback?
Waarom zou je een flashback gebruiken?
De gouden regel: zo laat mogelijk
Verschillende technieken
Hoe je soepel in- en uitstapt
Wanneer moet je geen flashback gebruiken?
Tot slot
Wat is een flashback?
Een flashback is een verteltechniek waarbij je als schrijver even teruggaat in de tijd om iets uit het verleden te laten zien. Het is alsof je de film van je verhaal even op pauze zet en een andere, eerdere scène afspeelt.
Flashbacks gebruik je om belangrijke informatie over een personage of situatie te onthullen die de lezer nodig heeft om het verhaal beter te begrijpen. Misschien wil je laten zien waarom je hoofdpersonage zo bang is voor honden, of hoe twee personages elkaar hebben ontmoet. In plaats van dit droogjes te vertellen, kun je de lezer meenemen naar dat moment en het mee laten beleven.
Het mooie van flashbacks is dat ze emotionele diepte kunnen toevoegen aan je verhaal. Je kunt ze gebruiken om spanning op te bouwen, een mysterie op te lossen, of juist om een personage sympathieker te maken door zijn achtergrond te tonen.
Waarom zou je een flashback gebruiken?
Een waarschuwing vooraf: gebruik flashbacks niet puur omdat je de techniek geleerd hebt en het geinig vindt om dit toe te passen.
Je doet er goed aan alleen een flashback te gebruiken als dit essentiële informatie biedt aan de lezer. Een flashback moet je verhaal vooruit helpen. Het is dus niet de manier om interessante achtergrondinformatie te ‘dumpen’ waar je geen andere plek voor kon vinden.
De beste flashbacks voelen noodzakelijk aan, niet alsof je ze er even tussendoor hebt gepropt.
Goede redenen voor een flashback zijn:
Het verklaart waarom een personage nu bepaald gedrag vertoont.
Het onthult informatie die van belang is voor het begrijpen van de huidige situatie.
Het laat zien hoe een personage is veranderd (of juist niet is veranderd).
Slechte redenen:
Je vindt het zelf een leuk stukje geschiedenis.
Je wilt laten zien hoeveel research je hebt gedaan.
Je weet niet waar je anders moet beginnen met je verhaal.
De gouden regel: zo laat mogelijk
Wil je dat een flashback echt iets toevoegt? Breng deze dan zo laat mogelijk in je verhaal. Laat de lezer eerst begaan zijn met je personages en je plot in het heden. Maak ze nieuwsgierig naar het waarom achter iemands gedrag of de situatie waarin de personages zich bevinden.
En als de lezer eenmaal denkt: ‘Waarom doet hij dit nou?’ Dán is het tijd voor een flashback. Niet eerder.
(Let wel: je kunt natuurlijk je verhaal eerder in de tijd beginnen en toewerken naar het heden. Dan is echter geen sprake van een flashback, maar simpelweg van een chronologische vertelling die in het verleden begint.)
Verschillende technieken
De korte flits: Soms heb je geen hele scène uit het verleden nodig. Een kort beeld, een herinnering van een paar regels kan genoeg zijn.
De volledige scène: Als je echt een hele scène uit het verleden moet laten zien, zorg er dan voor dat hij dramatisch genoeg is om een onderbreking van je hoofdverhaal te rechtvaardigen. En kom er snel weer uit.
Anders loop je het risico dat de lezer zich lekker nestelt in de vertelling uit het verleden, en teleurgesteld is wanneer het tijd is om terug te keren naar het heden (en misschien zelfs de draad van het verhaal een beetje kwijt is.)
De parallelle structuur: Sommige verhalen spelen bewust met tijd door twee tijdlijnen parallel te laten lopen. Dit kan heel effectief zijn, maar vraagt wel planning. Zorg ervoor dat beide lijnen elkaar versterken en ergens samenkomen.
Wil je hier een voorbeeld van zien? In mijn roman Het leven noemen, lopen twee tijdslijnen door elkaar. Hoofdstukken in het heden, chronologisch verteld, worden afgewisseld door hoofdstukken die beginnen in een ver verleden en langzaam maar zeker toewerken naar het nu. Uiteindelijk komen de twee tijdslijnen samen.
Hoe je soepel in- en uitstapt
Het begin van een flashback bepaalt of het op de lezer overkomt als een subtiele sprong in de tijd, óf als een clichématig schrijverstrucje. Een simpel ‘Sarah dacht terug aan...’ of ‘Plotseling herinnerde hij zich...’ is niet fout, maar ook niet direct de meest elegante manier om een flashback te introduceren. Gebruik dit soort overgangen dan ook zeker niet te vaak.
Subtielere overgangen kun je bereiken door een trigger uit het heden in te zetten (een geur, een geluid, een voorwerp). Laat vervolgens het verleden geleidelijk doorsijpelen. Het kan ook heel nuttig zijn om een herhaling van woorden of beelden te gebruiken. Het verleden komt dan als het ware als een echo het heden binnen.
Aan het einde van een flashback is het zaak de lezer op een heldere manier terug te brengen naar het heden. Laat zien hoe de herinnering je personage nu beïnvloedt bijvoorbeeld. Wat je zeker niet wilt, is dat de lezer niet doorheeft dat het verhaal zich inmiddels weer in het heden afspeelt.
Wanneer moet je geen flashback gebruiken?
Als opening van je verhaal. Zoals ik al zei: begin in het heden, maak je lezer nieuwsgierig, spring dan pas terug. Een uitzondering hierop is de proloog. Het is heel goed mogelijk om een sprong terug in de tijd te maken in deze vorm.
Voor informatie die je net zo goed in dialoog of actie kunt geven. Wanneer je aan dit soort informatie een flashback gaat wijden, voelt de lezer hieraan (al dan niet bewust) de hand van de schrijver. Het haalt de lezer uit het verhaal en dat is zonde.
Als je er meer dan twee per hoofdstuk hebt. Dan wordt het verwarrend. (Eerlijk gezegd vind ik twee flashbacks per hoofdstuk ook al te veel.)
Voor het neerzetten van jouw fictieve wereld (worldbuilding). Flashbacks gaan over personages en emoties en moeten het verhaal vooruit helpen. Voor het uitleggen hoe jouw fantasywereld in elkaar steekt, zijn er andere methoden.
Tot slot
Wanneer je flashbacks gebruikt, moet volkomen duidelijk zijn dat het verhaal zich -eventjes - naar een andere tijd heeft verplaatst. Zorg ervoor dat de lezer altijd weet wanneer en waar hij zich bevindt. Je kunt hiervoor signaalwoorden gebruiken, zoals tijdsaanduidingen. (Maar overdrijf dit niet!)
Elke flashback moet bovendien iets toevoegen aan je hoofdverhaal. Als je hem weg kunt laten zonder dat je verhaal zwakker wordt, laat hem dan weg. Wil je een flashback inzetten om informatie over te brengen aan de lezer, maar moet je concluderen dat het je verhaal niet vooruit helpt, zorg dan dat deze informatie op een andere manier bij de lezer terecht komt.
Misschien kun je dezelfde informatie geven door middel van dialoog? Een foto die je personage vindt? Een litteken dat een verhaal vertelt? Soms zijn dit elegantere oplossingen dan een flashback.
Kortom, flashbacks kunnen een verrijking zijn, extra lagen toevoegen aan je verhaal. Maar dit lukt alleen als je ze spaarzaam gebruikt. En met een duidelijk doel.