Waarom je de eerste en laatste zin van elk verhaal moet schrappen
Maak de lezer geen getuige van jouw schrijfproces
Wanneer je een verhaal schrijft, of dit nu een roman is of een kort verhaal, doet elke zin ertoe. Maar de eerste en de laatste zin krijgen vaak extra aandacht van de lezer. Ze openen en sluiten immers je verhaal.
Toch zijn deze zinnen regelmatig de zwakste schakels in een tekst, omdat schrijvers de neiging hebben hun verhaal (onnodig) in te leiden en/of samen te vatten. Het schrappen of grondig herschrijven van de eerste en de laatste zin maakt een verhaal dan ook vaak beter.
Daarom in dit artikel:
Laat de eerste zin geen ‘opstartzin’ zijn
Vermijd overbodige uitleg in de laatste zin
Waarom schrappen werkt
Hoe herken je overbodige eerste en laatste zinnen?
Waarom je nooit moet beginnen met de eerste zin
Laat de eerste zin geen ‘opstartzin’ zijn
Wanneer je aan een nieuw verhaal begint, schrijf je vaak vanuit je eigen proces. Eerste zinnen dienen dan vooral om je eigen gedachten te ordenen en op gang te brengen: wat wil ik vertellen en hoe ga ik dit doen?
Dit leidt vaak tot wat ik ‘opstartzinnen’ noem. Dit zijn zinnen waarin het verhaal weliswaar een aanvang neemt, maar die niet per se boeiend zijn.
Bijvoorbeeld: ‘Het was een warme lentedag en de zon kierde langs de gordijnen.’
Deze zin is vooral beschrijvend, er is nauwelijks actie en het vertelt niets wat de lezer echt uitnodigt om verder te lezen. Het is ogenschijnlijk een manier voor de schrijver om de randvoorwaarden van de scène of het verhaal te schetsen. Maar dit kan veel beter verderop in het verhaal gedaan worden, of helemaal worden weggelaten. Eerst is het zaak de lezer het verhaal in te trekken.
Vergelijk bovenstaande zin maar eens met de beginzin van de roman Mungo van Douglas Stuart: ‘Toen ze de hoek naderden bleef Mungo staan en schudde met een schouderbeweging de hand van de man van zich af.’
Hier is meteen sprake van actie. En als lezer vraag je je af: wie is die man en waarom lag zijn hand op het personage dat blijkbaar Mungo heet (intrigerende naam).
Of de beginzin van de - overigens prachtige - roman Morgen en morgen en morgen van Gabrielle Zevin: ‘Voordat Mazer zichzelf uitvond als Mazer was hij Samson Mazer, en voordat hij Samson Mazer werd, was hij Samson Masur - het scheelde twee letters, maar ze transformeerden hem van een keurige, ogenschijnlijk Joodse jongen tot een Professioneel Bouwer van Werelden; het grootste deel van zijn jeugd was hij Sam, S.A.M. in de hall of fame van de Donkey Kong-machine van zijn grootvader, maar vooral Sam.’
In deze eerste zin is weliswaar geen sprake van actie, maar hij maakt (mij) wel degelijk nieuwsgierig.
Vermijd overbodige uitleg in de laatste zin
Aan het eind van een verhaal is het zaak te vertrouwen op de lezer. Als jouw verhaal goed geschreven is, zal de lezer de boodschap die jij erin hebt gestopt, eruit halen.
Bedwing dan ook je neiging om het thema of de boodschap van je verhaal nog eens expliciet te benoemen. Hoewel goedbedoeld, doet het vaak alleen maar afbreuk aan de kracht van de laatste scène en het verhaal als geheel.
Vergelijk maar eens de volgende twee eindzinnen:
‘En zo wist ze eindelijk dat ze altijd al sterk genoeg was geweest.’
‘Ze glimlachte naar haar spiegelbeeld en liep naar buiten.’
De eerste zin legt te veel uit, alsof de lezer een handleiding nodig heeft bij het verhaal: dit is de conclusie die je moet trekken. De tweede zin laat de emotie impliciet en biedt ruimte voor interpretatie.
Een sterke laatste zin laat de lezer nadenken. Het roept vragen op, of een bepaalde emotie.
De eerdergenoemde roman Morgen en morgen en morgen draait om een jarenlange, bijzondere vriendschap, tussen Sadie en Sam. Door allerlei gebeurtenissen worden zij uit elkaar gedreven. Ze vinden elkaar terug en aan het eind drukt Sadie haar vriend Sam een computerspel in de handen, waarop ze met de hand de titel heeft geschreven. De laatste zin: ‘Dat handschrift zou hij uit duizenden herkennen.’
Het is een eenvoudige zin, maar als lezer weet je wat hier allemaal achter schuilgaat. En juist omdat je dit zelf mag concluderen, voel je je als lezer onderdeel van iets. Jij begrijpt, na het lezen van het verhaal, dat wat hier staat veel meer is dan die paar woorden doen vermoeden.
Stel je nu eens voor dat de schrijver hieraan toe zou voegen: ‘Want ja, ze kennen elkaar tenslotte al heel lang en …… enzovoort.’
Dat zou doodzonde zijn! Toch komt het regelmatig voor dat ik een verhaal van een schrijver lees (gelukkig zelden in gepubliceerde vorm) waarin precies dit gebeurt.